Logo
Contact
spacer
spacer
spacer
twitter
spacer
photo/thumb_431.jpg
Afvallen met coca-cola
22-04-2014
Een nieuwe publiek-private aanpak moest de trend van steeds meer dikke kinderen keren. De ronkende promotiefilmpjes kunnen niet verhullen dat de resultaten na vier jaar mager zijn.

Paul Rosenmöller is op dreef op het podium van de hal in het Spoor­ wegmuseum. ‘Wat zou het mooi zijn als je over een aantal jaren te­gen je kinderen en kleinkinderen kunt zeggen: ooit was overgewicht onder kinderen een groot probleem. Samen hebben we ervoor gezorgd dat het is opgelost.’ Het publiek dat deze laatste woensdag van ja­ nuari op de ‘Nationale Balans Top’ is afgeko­men, klapt enthousiast. Zojuist hebben zo’n driehonderd artsen, GGD­medewerkers, diëtis­ ten, wethouders en gemeenteambtenaren ge­hoord dat 37 Nederlandse gemeenten meedoen aan het programma Jongeren Op Gezond Ge­wicht (JOGG). ‘Binnenkort zijn dat er 48. We zijn heel goed bezig!,’ verzekert JOGG­ambassadeur Rosenmöller.
Het percentage kinderen en jongeren tot 25 jaar met overgewicht schommelt volgens cijfers van het CBS al een paar jaar rond de vijftien procent. Menig kind eet te vet en te zoet en beweegt te weinig. Regelmatig en aan tafel eten is in veel gezinnen de uitzondering geworden, groente en fruit leggen het af tegen energiedrankjes en sau­ cijzenbroodjes. Ook op school zijn vette en zou­ te snacks ruim voorhanden. Ongezond eten is vaak makkelijk en goedkoop. Hoe lager het op­ leidingsniveau en het inkomen, hoe hoger dan ook het percentage te dikke kinderen. Drieënhalf procent van de kinderpopulatie is niet alleen een beetje te dik, maar lijdt aan obe­sitas. Hun body mass index (BMI) is 30 of ho­ger. Met alle negatieve gevolgen van dien: een verhoogde kans op diabetes en hart­ en vaat­ziekten, ook op latere leeftijd, en het risico van pesterijen en sociaal isolement.

Geen vet- en suikertaks
De Tweede Kamer waarschuwde al in de jaren zeventig voor groeiende vetzucht, maar het duurde tot 2005 tot de toenmalige minister van Volksgezondheid Hans Hoogervorst maatrege­len nam. Samen met Antony Burgmans, destijds topman van Unilever, besloot Hoogervorst het Convenant Overgewicht af te sluiten. Dit samen­werkingsverband van overheid, bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties stelde zich, met Paul Rosenmöller als voorzitter, ten doel de groei van overgewicht in 2010 te stoppen. Maar uit een tussenbalans in 2009 werd duide­lijk dat het probleem hardnekkiger was dan ge­dacht. Inmiddels was meer dan de helft van de Nederlanders te zwaar en was het overgewicht onder kinderen eveneens gestegen. Een paar ge­meenten, zoals Utrecht, Zwolle en Amsterdam, waren hun eigen programma aan het uitvinden, maar een landelijke samenhang was er niet. Het roer ging om met een naamsverandering die het probleem positief moest benaderen: voortaan zou het niet meer gaan over Over­gewicht maar over Gezond Gewicht. Paul Rosen­möller bleef voorzitter van wat nu het Conve­nant Gezond Gewicht ging heten. Het deelprogramma Jongeren Op Gezond Gewicht (JOGG) moest zich gaan richten op de jeugd. De overheid stak de afgelopen drie jaar zo’n 3,7 miljoen euro in JOGG. Want wat al die jaren is gebleven, is het geloof van de politiek in zelf­regulering. Geen vet­ en suikertaks of verplich­ tende maatregelen om de overdaad aan onge­zonde voedingsstoffen terug te dringen, maar samenwerking met en medefinanciering door het bedrijfsleven, voedselfabrikanten niet uit­gezonderd.

Amper bekeken filmpjes
De JOGG­methode, die gebaseerd is op een uit­ gebreide Franse studie, komt er op neer dat overgewicht onder alle lagen van de bevolking kan worden verminderd door alle lokale gele­ dingen erbij te betrekken. Zo zijn er scholen die onder de JOGG-­vlag, al dan niet onder aanvoe­ring van een plaatselijke held, acties organise­ren rondom gezond ontbijten, water drinken, meer bewegen en fruit eten, en daarnaast kooklessen voor ouders verzorgen. Speeltui­nen, sportclubs, lokale bedrijven, verkeerswet­houders, ouders: kinderen gezonder laten le­ven kan alleen als iedereen meedoet. De regie ligt bij de deelnemende gemeenten, die ver­plicht zijn een JOGG-­regisseur aan te stellen.
Geld krijgen ze daar niet voor. Sterker: het mo­gen voeren van het JOGG-­vaandel kost grote ge­meenten jaarlijks 10.000 euro, kleinere ge­meenten betalen 5.000 euro. In ruil daarvoor kunnen ze gebruik maken van ‘40 dagen on­dersteuning vanuit het JOGG-­bureau’, van trainingen en promotiemateriaal.

Loser
Sterke punten van de methode zijn volgens de initiatiefnemers vooral de publiek­private sa­menwerking en sociale marketing. Gezondheid verkopen als een spijkerbroek. Geen betutte­ling, maar fun. Op YouTube staan scherp gemonteerde filmpjes van schoolkinderen die schaterlachend kraanwater drinken, fanatiek naar school fietsen, voetballen en in de camera vertellen hoeveel suiker er wel niet in frisdrank zit. Soms knalt een fles champagne, bezoekt Paul Rosenmöller het schoolplein en beaamt een wethouder nut en noodzaak van gezond gewicht. Op een paar uitzonderingen na zijn de filmpjes amper bekeken, maar de boodschap is duidelijk: gezond leven is een feest en als je niet meedoet ben je een loser.
Het JOGG­kantoor verspreidt bemoedigende re­ sultaten. ‘De JOGG­methode werkt!’ ‘Overgewicht wordt succesvol tegengegaan.’ En voor als dat een gemeente nog niet overtuigt: ‘Je krijgt het profiel van een gezonde stad.’
Van sociale marketing in de wereld van voedsel heeft Schuttelaar & Partners, het communicatie­ bureau voor JOGG, bij uitstek verstand. In de klantenkring van het bedrijf bevinden zich grote spelers uit de voedselsector: Mars, Heinz, Coca­ Cola, Albert Heijn, Unilever. De laatste twee zijn ook ‘landelijk partner’ van JOGG, samen met Al­ bron, Zilveren Kruis Achmea, Nutricia en Fries­ land Campina. Zij betalen jaarlijks 50.000 euro elk. Een aparte gift van de Coca­Cola Foundation is vorig jaar gebruikt voor een campagne om schoolkinderen aan het kraanwater te krijgen. De zes bedrijven zorgen samen met lokale bedrij­ ven in deelnemende gemeenten voor de JOGG­ pijler publiek­private samenwerking. Dezelfde techniek waarmee Coca­Cola de consument ver­ leidt, wordt gebruikt om kinderen van de Coca­ Cola af te helpen, met geld van Coca­Cola.

Kritische Kamervragen
De eerste fase van het ambitieuze programma zit er bijna op. De verantwoordelijke bewindslie­ den toonden zich de afgelopen jaren onvermin­ derd enthousiast. JOGG loopt ‘heel goed’ en ‘groeit gestaag’, zei staatssecretaris Van Rijn van Volksgezondheid, Welzijn en Sport afgelopen voorjaar in de Tweede Kamer. Als het aan hem ligt, gaan niet alleen de gewenste 75 gemeenten, maar álle gemeenten meedoen met JOGG. Maar juist het meekrijgen van de gemeenten blijkt lastiger dan gedacht. De doelen van JOGG blijken telkens wat hoog gegrepen. Eind vorig jaar zouden 45 JOGG­gemeenten ‘actief aan de slag’ moeten zijn. Toen hadden zich er echter nog maar 35 gemeld, vooral uit de Randstad. In Gelderland en Zeeland deed nog geen enkele ge­ meente mee, en in Limburg en Friesland maar één. JOGG­gemeenten komen bovendien vaak langzaam op gang. Na de ondertekening van het JOGG­contract volgt, soms pas een half jaar later, een ‘kick off­bijeenkomst’ in bijzijn van Rosen­möller en de wethouder. Vervolgens kan het heel lang stil blijven. Zo werd Drenthe in 2011 binnengehaald als eerste en tot dusver enige ‘JOGG­provincie’: in bijzijn van prinses Máxima werd aangekondigd dat alle twaalf Drentse ge­ meenten de JOGG­aanpak zouden invoeren. Tij­dens de Nationale Balans Top van twee weken geleden lagen er echter nog maar vier geteken­de contracten. Zelfs grote gemeenten als Em­men of Assen gaan pas binnenkort van start.
Het enthousiasme in politiek Den Haag is inmid­ dels wat getemperd. Na berichten over de ver­ traagde start van een kraanwatercampagne van JOGG en kritische Kamervragen over het aantal deelnemende gemeenten verklaarde staatssecre­taris Van Rijn ‘voorzichtig positief’ te zijn over JOGG. ‘We zien dat het werkt, maar we moeten er meer de tijd voor nemen,’ aldus de PvdA-­bewinds­man twee weken geleden in de Tweede Kamer.

Nuchtere analyse
Ondertussen blijft de pr-­campagne van JOGG op volle toeren draaien. Het Rijk maakte vorig jaar drie miljoen euro extra vrij voor JOGG, vooral be­doeld om het doel van 75 gemeenten te halen. Ambassadeur Rosenmöller stuurde in juni een brief naar alle gemeenten waarin hij politieke partijen oproept ‘de succesvolle JOGG­aanpak’ in hun verkiezingsprogramma op te nemen. ‘Om­ dat resultaten worden gemeten, is de methode bewezen effectief,’ schrijft hij. ‘Gemeenten als Rotterdam en Dordrecht laten zien dat de JOGG­ aanpak echt wérkt.’ Ook positieve onderzoeks­ resultaten uit Utrecht en Zwolle duiken regelma­ tig op in het promotiemateriaal.
Maar een nuchtere analyse van de cijfers roept veel vraagtekens op. Helpt de JOGG­aanpak echt? In Rotterdam lijkt de stijging van het aantal kin­ deren met overgewicht te stoppen. Fraai, maar niet direct een reden om te juichen over het suc­ces van JOGG. De stabilisering van de trend is im­mers ook landelijk een feit, dus heel opmerkelijk is het resultaat niet. In Dordrecht­West daalde het percentage te dikke kinderen in één jaar tijd met 3,1. Maar de betrokken onderzoekers plaat­sen zelf kanttekeningen bij de vergelijkbaarheid van de gegevens uit 2011 en 2012 omdat het aan­tal deelnemende scholen en de manier waarop gemeten werd verschilde. Bovendien is het te vroeg om al van een dalende trend te spreken op basis van zo’n korte termijn. Dordrecht is pas JOGG-­gemeente sinds 2012. Het lijkt onwaarschijnlijk dat welke resultaten dan ook nu al het gevolg zijn van de JOGG­methode. Het Dordtse programma ‘Doe ff gezond’ startte veel eerder.

Datzelfde geldt voor Zwolle, dat al vier jaar bezig was met de bestrijding van overgewicht onder kinderen. Ook in Zwolle zijn de gemeten resulta­ten (van 12,1 procent basisschoolkinderen met overgewicht in 2009 naar 10,6 procent in 2012) geen in steen gebeitelde zekerheden. De onder­zoekers van Windesheim, VU en GGD IJsselland zijn vrij duidelijk over de waarde ervan. Bij de cij­fers over 2006, 2009 en 2012 merken ze op: ‘Er moet hierbij rekening worden gehouden met het feit dat de onderzoekspopulaties van de drie me­tingen verschillen en dus niet zonder meer ver­gelijkbaar zijn.’ Van bewezen effectief kun je dus in feite niet spreken, beaamt onderzoeker Carry Renders. ‘De ingewikkeldheid van een integrale aanpak maakt het lastig deze te evalueren en de effectiviteit aan te tonen. We zijn nu bezig om met specifieke trendanalyses preciezer te kijken.’ Toch rept Rosenmöller in een persbericht van JOGG van ‘het meest concrete resultaat van de JOGG­aanpak tot nu toe’. ‘Het is ook een enorme stimulans voor andere gemeenten om zich bij de JOGG-­beweging aan te sluiten,’ licht hij desge­vraagd toe. ‘We weten nu dat we de stijging van overgewicht kunnen omzetten in een daling.’

Kromme tenen
Enkele weken later, tijdens de landelijke bijeen­komst in het Spoorwegmuseum, neemt Rosen­möller gas terug. De resultaten ‘zijn nog geen dalende lijn’, zegt hij in zijn toespraak. ‘Op een bepaalde manier zeggen ze nog weinig. De trendbreuk hebben we nog niet gerealiseerd.’ Een patstelling ligt op de loer: er moeten meer gemeenten gaan meedoen, maar die willen eerst weten of het werkt. Maar dat kun je pas aantonen als er meer gemeenten over een lan­ gere periode meedoen. Gemeenten als Utrecht, Amsterdam, Rotterdam, Dordrecht en Zwolle werken al jaren hard aan programma’s om hun inwoners op gezond gewicht te krijgen. Met als sleutel voor alle projecten: samenwerking. Het lijkt niet helemaal eerlijk om deze gemeenten, die veel eerder begonnen, nu als JOGG-­parade­ paardjes naar voren te schuiven. En het is op zijn minst prematuur om de JOGG­-methode ‘bewezen effectief’ te verklaren.
Dat laatste is de stellige mening van prof. dr. Greetje Timmerman, hoogleraar ‘Jeugd als soci­ aal verschijnsel’ aan de Rijksuniversiteit Gronin­gen. ‘In Nederland is over JOGG helemaal geen wetenschappelijk bewijs te vinden,’ reageert ze desgevraagd. ‘Het ontbreekt aan grond voor de aannames van dat programma. Dat vind ik kwa­lijk.’ De evaluaties die er zijn, noemt ze veel te al­ gemeen. ‘Overgewicht is vooral een probleem in gezinnen met een lage sociaal­economische sta­tus. Of het percentage kinderen met overge­wicht in die gezinnen door JOGG daalt, blijft on­duidelijk als je dat niet meet. In de evaluaties van JOGG is van uitsplitsing naar sociaal­econo­mische status geen sprake.’ Ze zegt kromme te­nen te krijgen van de manier waarop JOGG de re­sultaten als bewezen succesvol presenteert. ‘Ik vind dat echt heel erg. Het gaat om overheids­geld, waar mensen hard voor werken. Ik vind dat de samenleving mag verwachten dat het uit­geven van dat geld verantwoord gebeurt.’

Integrale aanpak
Voedingswetenschapper Jaap Seidell, een van de initiatiefnemers van JOGG en groot pleitbe­zorger van de methode, kent de bezwaren uit Groningen. ‘JOGG is een integrale aanpak die gericht is op het gezonder maken van de omge­ving,’ legt hij uit op zijn werkkamer in een van de VU-­gebouwen in Amsterdam. ‘Er is bijna niets moeilijker dan het evalueren van een in­tegrale aanpak. Iedereen kijkt alleen maar naar grafiekjes van de BMI. Maar belangrijk is ook: is er een gezond aanbod op scholen, zijn er speel­plekken, waterpunten, partijen die samenwer­ken. Alles telt. Dat er een daling van overge­wicht is in steden en wijken waar die elementen aanwezig zijn, vind ik voldoende bewijs. Het kost veel tijd om overgewicht succesvol te be­ strijden. Beklijvende gedragsverandering duurt misschien wel een generatie.’
Er zijn in Nederland te weinig betrouwbare on­derzoeksgegevens over gewicht om trends te signaleren en analyseren, legt Seidell uit. Onder zijn leiding wordt daarom gewerkt aan een eva­luatiemodel voor gemeenten dat verder gaat dan alleen het meten en wegen. ‘Zij kunnen straks aanvinken aan welke voorwaarden ze voldoen voor een gezonde leefomgeving van kinderen. En of ze dus op de goede weg zitten.’ De JOGG-­aanpak als succesvol bestempelen vindt Paul Rosenmöller niet voorbarig. ‘Ik neem alle relativeringen voor waar, maar in de eerste JOGG-­steden blijkt het overgewicht af te nemen. Er zijn zichtbare lichtpuntjes.’ Het ko­mende jaar moet de ambassadeur met die zichtbare lichtpuntjes onverminderd de boer op om het streefaantal van 75 gemeenten te ha­len. ‘De druk om te leveren is toegenomen.’ Seidell vindt die ambitie van 75 gemeenten ‘wel heel hoog’. Van de hoogleraar hoeven niet per se alle gemeenten aan boord. ‘Het gaat om de kwaliteit. Ik heb liever minder gemeentes die echt investeren in een integrale aanpak dan ge­meenten die twee uur per week een ambtenaar vrijmaken.’

Greenwashing
Opvallend is dat het weinig beroering lijkt te wekken dat JOGG samenwerkt met voedsel­ multinationals. Publiek­private samenwerking (PPS) is een van de vijf pijlers van het program­ma en bedrijven die verdienen aan vetzucht en overconsumptie zijn niet uitgesloten. In de gedragscode van JOGG staat dat de bedrijven het gezondheidsimago van JOGG niet mogen scha­den. Maar het samenwerkingsverband mag ook niet schadelijk zijn voor de naam en repu­tatie van de landelijke partners. Kinderen leren dat Coca­Cola ongezond is, is dus verboden. Bedrijven die met gemeenten samenwerken, leveren naast een financiële bijdrage ook ‘ken­nis’ en ‘handjes’ voor activiteiten. Minister Schippers ziet er geen been in. PPS is ‘onont­beerlijk’ in de strijd voor een gezonde levens­stijl, zei ze eind januari nog in een Kamerdebat over preventie. ‘We hebben alle krachten nodig om het tij te keren.’

Van alle politieke partijen is alleen de SP fel te­gen samenwerking met voedselbedrijven om kinderen gezonder te laten leven. ‘Regulering door de overheid is het meest effectief. Te den­ken dat zelfregulering werkt, is naïef,’ zegt SP­-Kamerlid Henk van Gerven. ‘Bedrijven doen mee in het kader van hun marketingstrategie. Ze hebben er geen belang bij dat consumenten hun producten niet meer kopen.’ Voorstanders (‘Mars is alleen ongezond als je er te veel van eet’) redeneren dat samenwerking met de voedselindustrie de bedrijven kan aan­ zetten tot het maken van gezondere producten. Maar er is weinig objectief bewijs dat PPS onze leefstijl en gezondheid positief beïnvloedt, stel­de een internationale onderzoeksgroep begin vorig jaar in een paper voor The Lancet. ‘Als de ge­schiedenis wordt geschreven van hoe we heb­ben geprobeerd obesitas te bestrijden, dan zou de grootste fout wel eens kunnen zijn geweest dat we dat deden in samenwerking met en met goedkeuring van de voedselindustrie,’ schreef de Amerikaanse obesitasexpert Kelly D. Brow­nell een jaar eerder. JOGG zelf tenslotte doet er niet geheimzinnig over. Een van de redenen voor bedrijven om mee te doen, is ‘het scheppen van een nieuwe afzetmarkt’, aldus een presentatie van JOGG met de titel ‘De kracht van PPS’.
Voedingswetenschapper Jaap Seidell ziet geen problemen. ‘PPS is in mijn ogen vooral samen­werking met lokale middenstanders en werk­gevers. Als sprake zou zijn van commerciële in­ vloeden in de activiteiten zou ik ermee stoppen. Ik ben ze nog nergens tegengekomen.’ JOGG-­gemeente Zwolle is voorzichtig met het binnenhalen van bedrijven uit de voedselsec­tor. Vooralsnog doet alleen Albert Heijn mee. Volgens wethouder Dannenberg heeft de ge­meente zich ‘even achter de oren gekrabd’ toen McDonald’s aanklopte. ‘We hebben gezegd: je kunt ze meteen in de hoek van de verdachten plaatsen, maar je kunt ze ook mededeelgenoot maken van het vraagstuk dat we in Nederland te dik zijn. Zaken doen zonder dat het greenwa­shing wordt.’ Maar uiteindelijk gaat het Dan­nenberg voorlopig toch een stap te ver. ‘Het zou wel raar zijn als er straks een sticker “Zwolle Ge­zonde Stad” op het raam van McDonald’s zit.’

Gepubliceerd in Vrij Nederland, 15 februari 2014
spacer